Artikelen


Voor het afronden van het laatste studiejaar, heb ik een aantal artikelen gelezen. Ik heb deze kort samengevat, beschreven waarom ik deze artikelen heb gekozen, wat ik ervan geleerd heb of wat ik er van kan gebruiken in mijn toekomstige carrière als juf.

Waarom deze artikelen?

Bij het lezen van onderwijsvakbladen kom ik veel interessante artikelen tegen. Interessant omdat we het onderwerp tijdens colleges hebben besproken, maar vaak ook omdat ik kinderen, gedrag, gebeurtenissen uit mijn eigen stageklas herken. De artikelen die ik hierin heb opgenomen hebben ook allemaal een onderwerp wat gaat over dingen die ik tegen kom/ben gekomen in mijn stageklas. Daarnaast kan ik aan de hand van dit soort artikelen ook mijn eigen gedrag als leerkracht onder de loep nemen en mijzelf de vraag stellen “hoe doe ik het?”

Omgaan met leerlingen die ingewikkeld gedrag lagen zien

voor het artikel, klik hier  
Uit: JSW maart 2013
Waar gaat het artikel over:


Hoe kun je omgaan met leerlingen die ingewikkeld (lastig?) gedrag laten zien. In dit artikel worden ideeën en uitvoerbare tips voorgelegd die kunnen helpen bij het begrijpen en omgaan met deze leerlingen, ook in een volle klas.
Wat voor mijn heel herkenbaar is in dit artikel de houding van de leerkracht. Ten eerste het inzicht dat je ingewikkeld gedrag kunt benaderen als ‘lastig’, maar ook oplossingsgericht door te zoeken naar de oorzaak waardoor je als leerkracht oog krijgt voor de ondersteunings- of voor de onderwijsbehoefte. Daarnaast is een valkuil voor veel leerkrachten, zoals ikzelf, het werken aan een warme en persoonlijke relatie tussen leerkracht en leerling. In dit artikel wordt uitgegaan van het bieden van een functionele, wat meer afstandelijke benadering van de leerling. Waarbij natuurlijk wel begrip, positieve benadering, duidelijkheid, voorspelbaarheid, betrouwbaarheid en consequent handelen wel gegeven worden.
Door afstand te nemen van het gedrag en te richten op de onderwijsbehoefte door na te denken over de vraag achter het probleemgedrag, zou een leerling beter geholpen kunnen worden. Ook hulpzaken zoals planningstools, gevisualiseerde afspraken en vaste routines kunnen hierbij helpen.  
Als laatste wordt het focussen op gewenst gedrag gepromoot. Een routine die  je jezelf aan kunt leren,  is wanneer je een leerling zegt te stoppen met een bepaald gedrag, dat je daar dan direct het gewenste gedrag aan toevoegt. (bijvoorbeeld ‘Ik wil dat je stopt met tikken op de tafel, leg he handen maar naast elkaar op de tafel’)
Door het juiste gedrag te versterken, kun je de leerling stimuleren om het goede gedrag vaker te laten zien. Belangrijk is om de complimenten zo concreet mogelijk, direct volgend op het gewenste gedrag te geven en ook hoe je het geeft:
  • ‘Juf vindt het fijn dat je ook op tijd aan tafel zal na het buitenspelen’ (ervaring leerkracht)
  • ‘Ik zal dat jij je best deed om tegelijkertijd met de andere kinderen aan tafel te zitten’(beloont inspanning leerling)
Samenvattend in het artikel over omgaan met ingewikkeld gedrag:
  • Bedenk wat de onderwijsbehoefte van de leerling is
  • Zorg voor een goede functionele relatie tussen leerkracht en leerling
  • Versterk goed gedrag door complimenten te geven en/of gebruikt te maken van een beloningsysteem
  • Zet het denk- en handelingsmodel van HGW ook in rondom gedrag van leerlingen
Belangrijk voor mij:
In mijn stagegroep proberen wij dit jaar een paar kinderen die niet gewenst gedrag vertonen te stimuleren naar wel gewenst gedrag. Dit doen we door met hen te bespreken, wat er niet goed gaat en hoe we/zij dat kunnen verbeteren. “Wat kan je wel doen”. Dit wel gewenste gedrag stimuleren wij door veel  complimenten te geven.  Omdat wij hier heel bewust mee bezig zijn, past dit artikel heel goed in mijn portfolio.  


Behandelen we jongens en meisjes gelijk?



Uit: JSW februari 2013
Natuurlijk! Was mijn eerste reactie bij het lezen van de titel. Na het lezen van de inleiding, was  ik van gedachte dat dit totaal niet met mijn leerkrachtengedrag te maken had. “Zo ben ik niet”
Toch ben ik gaande weg het bestuderen van dit artikel mijn mening gaan aanpassen. Ook ik maak me schuldig, ook mijn verwachtingspatroon wordt onbewust beïnvloed door genderstereotypen.


Waar gaat het artikel over:
Tegenwoordig is nagenoeg iedereen het ermee eens dat jongens en meisjes gelijke kansen verdienen en dat ieder kind als een individu behandeld zou moeten worden.
Toch kijkt niemand op van roze spullen voor meisjes en blauw voor jongens. Vinden we jongens stoer en druk, meisjes ijverig en lief, spelen jongens met auto’s  en meisjes met poppen. In dit artikel worden leerkrachten gestimuleerd om genderbewust les te geven. Het gaat er hierin niet om de discussie of jongens en meisjes wel of niet verschillende zijn, maar dat de omgeving zich niet blind moet staren op die verschillen en dat jongens en meisjes wel dezelfde kansen krijgen. Al voor kinderen op school komen, ontdekken zij dat een jongen of een meisje zijn. Dit beïnvloed vaak ook hun speelgedrag. Hun genderidentiteit (ik ben een jongen) leidt in combinatie met kennis van genderstereotypen (jongens spelen met auto’s) tot genderstereotiepspel: jongens gaan met auto’s spelen.  In het artikel staat een onderzoek beschreven over een verdeling van kleuters in 2 kleurengroepen  (blauwe en rode groep) waarbij gedurende 3 weken werd aangegeven waar de bepaalde groepen graag mee zouden spelen. Na drie weken identificeerden de kinderen zich met hun eigen kleur, speelden met kinderen van hun eigen kleur en ook het liefst met het speelgoed waarvan gezegd was dat hun eigen groep daar het liefst mee speelt.
Ook hebben  jonge kinderen nog geen andere sociale categorie dan die van de jongens of de meisjes. Dit wordt dan ook nog gestimuleerd door de omgeving: “De meisjes mogen hun jas gaan pakken”.
Door de behoefte bij een bepaalde groep te horen, kan kinderen beperken in hun mogelijkheden en bij het ontwikkelen van hun talenten, omdat ze weigeren dingen te doen. Zoals een meisje dat niet in een boom wil klimmen, een jongen die niet wil zorgen voor kleintjes.
Onbewust versterken leerkrachten deze stereotypen, door verschillen in feedback, vraagstelling, taakverdeling. Jongens krijgen over het algemeen vaker denkvragen, terwijl meisjes meer herhalingsvragen krijgen. Het goed beantwoorden vergroot bij jongens het zelfvertrouwen en bevordert de creativiteit, terwijl de herhalingsvragen bij meisjes de stof beter inprent. Het trend op dit ogenblijk, dat jongens onderpresteren in het onderwijs, kan onder andere hiermee te maken hebben.  Ook komt voor dat leerkrachten (onbewust!!) van jongens ander gedrag verwachten dan van meisjes, waar ze dan ook weer de verdeling van de aandacht op aanpassen.
Het gevaar is, wanneer kinderen op een bepaald manier worden aangesproken en wanneer er een bepaalde verwachting lijkt te zijn, dat kinderen   zich naar deze verwachting kunnen gaan gedragen.  Jongens worden dominanter en drukker wat ten koste kan gaan van hun prestaties, terwijl meisjes ge(mis)bruik kunnen maken wanneer leerkrachten minder streng zijn, zoals minder opvallend en in stilte ongehoorzaam zijn.  


Samenvattend in het artikel over genderbewust lesgeven:
Hoewel er verschillen zijn tussen jongens en meisjes, zijn er ook verschillen tussen jongens onderling en meisjes onderling. Kinderen moeten gelijke mogelijkheden en kansen moeten.
Let daarom op:
  • Stel verschillende soorten vragen aan iedereen: herhalingsvragen, denkvragen, diepte vragen en reproductievragen.
  • Geef zowel jongens als meisjes opdrachten om  op te ruimen, uit te delen, tafels te sjouwen en het bord schoon te maken.
  • Geef jongens en meisjes om dezelfde reden complimentjes
  • Stimuleer zowel jongens als meisjes om leidende en verzorgende taken op zich te nemen
  • Praat op dezelfde toon en zorg voor evenveel contact met jongens en meisjes
  • Weel alert op het lesmateriaal: is daarin een gelijke indruk van mannen en vrouwen?
  • Bestrijd seksistische opmerkingen
  • Werk roldoorbrekend bij het geven van voorbeelden.
Houdt hier rekening mee, maar ook met het feit dat jongens en meisjes verschillend zijn,  verschillende kunnen reageren en zich verschillend kunnen uiten.
Belangrijk is hier niet bij voorbaat van uit te gaan.  

Belangrijk voor mij:
Naar aanleiding van dit artikel ben ik mij meer bewust geworden van mijn gedrag in de klas ten opzichte van jongens en meisjes. Ook ik laat wel eens eerst de jongens en dan de meisjes hun jas pakken. Dat wissel ik dan ook weer af met kinderen in bepaalde kleur trui, eerste letter van je naam, wat voor schoenen kinderen aan hebben. Dus lijkt mij dat niet heel ernstig. Wel is het goed om meer aandacht te hebben voor jongens in de huishoek (gebeurt regelmatig) en meisjes in de bouwhoek (gebeurt ook, maar minder) of met de treinbaan (gebeurt weinig of alleen als ze de opdracht krijgen)
Ook bij het naar binnen brengen van melkbekers, heb ik de neiging jongens de ‘zware bak’ te geven en meisjes de bak met z’n tweeën. 
Hoewel ik dacht geen onderscheidt te maken, ben ik mij door dit artikel veel meer bewust geworden, dat jongens en meisjes wel verschillend zijn, maar niet per definitie anders behandeld moeten worden.
Het is belangrijk om kinderen te zien als jonge mensen met ieder een eigen onderwijsbehoefte, wat afhangt van het kind zelf en niet van zijn/haar geslacht.

 


Heel erg goed is niet goed genoeg!


 

voor het artikel, klik hier 
 

Uit: JSW februari 2013  
Een artikel over het verbeteren van de kwaliteit van goede, betekenisvolle feedback.
 
Waar gaat het artikel over:
In het kader van positieve ondersteuning en feedback, wat tegenwoordig veel gestimuleerd wordt,  geven leerkrachten vooral heel veel complimenten aan hun leerlingen. Het geven van complimenten (= resultaatgerichte feedback) helpt een leerling echter niet verder. Dat gaat alleen over het zojuist gepresteerde werk. Een  opmerking als  ‘goed gedaan’ geeft geen handvatten voor verdere ontwikkeling. Een leerling heeft meer aan procesgerichte feedback, waarbij het door doelgerichtheid, het stellen van vragen of voorzien van onderbouwing de juiste hulp krijgt om tot leren te komen.
Procesgerichte feedback is effectief als het voldoet aan 3 aspecten:
Feed-up: Door leerlingen het doel van de les uit te leggen en duidelijk te maken wat ze moeten bereiken, zijn zij zich meer bewust van hun taken en eigen leerproces en weten zij wat er van hen wordt verwacht.
(waar ga ik naar toe – wat is het doel – wat is het resultaat)


Feedback: Door de leerlingen gedurende het werken feedback te geven, waarbij iets gezegd wordt over het ontwikkelingsproces en direct gerelateerd is aan het leerdoel, kunnen de leerlingen een beter eindresultaat behalen.
(Hoe doe ik het tot nu toe – welke voortgang heb ik gemaakt richting het eindresultaat)


Feedforward (aangepaste situatie)  Na het werk, bedenken wat een leerling nodig heeft  of nog moet doen om het einddoel of – resultaat te bereiken. Geef de leerling tips voor activiteiten om  het leren te verbeteren.

Er zijn 4 verschillende niveaus waarop procesgerichte (effectieve) feedback gegeven kan worden
Taakniveau het geven van taakgerichte feedback helpt leerlingen het leren beter te reguleren. (je hebt gebruik gemaakt van  rijgen en daardoor de som goed opgelost)
Procesniveau: het geven van informatie gericht op het uitvoeren van de taak (proces)  (met welke strategie kun je de som het beste oplossen)
Zelfregulerend niveau: stimuleer de leerlingen toezicht te houden op hun taak, deze te sturen en te evalueren om het leerdoel te bereiken. (zorg je dat je eerst het werk zelf controleert, voordat je het inlevert)
Persoonlijk niveau: complimenten geven (dat heb je goed gedaan)
 
Belangrijk voor mij:
Het is niet moeilijk een complimentje te geven. Maar ik wil proberen, na het lezen van dit artikel, niet meer ‘zomaar’ complimenten te geven, maar me te verdiepen in procesgerichte feedback. Vaak maak ik wel een opmerking tijdens het werken, waarbij ik de leerlingen probeer te stimuleren hun einddoel op de juiste manier te bereiken. Ik heb me echter nooit eerder verdiept in het belang en de positieve consequenties van de juiste feedback, maar ging het meer om het zien van de leerlingen.

Maar, heel goed is dus niet goed genoeg!


 

Positieve gedragsontwikkeling – Eerst begrijpen en dan handelen


 
Uit: HJK oktober 2013
 
Een artikel over een mogelijke reactie bij ongewenst gedrag van kleuters
 
Waar gaat het artikel over:
De schrijfster van dit artikel wil hiermee stimuleren dat leerkracht ongewenst gedrag van het jonge kind (groep 1-2) bekijkt vanuit de kennis over de kleuterontwikkeling. Zorgen dat wij eerst begrijpen hoe een kind denkt of waarom het op een bepaalde manier reageert, om zo op een juiste en relevante manier te kunnen corrigeren en/of opvoeden.
Er is een groot verschil in gedragsontwikkeling tussen de kinderen van 4 t/m 6 jaar en daarbij ontwikkeling kinderen zich ook in hun eigen sociale omgeving. Belangrijk daarom is een goed contact te hebben met de ouders van de kinderen in je groep, zij zijn de ervaringsdeskundigen. De leerkracht is de onderwijsprofessional. Om een goede gedragsontwikkeling te bevorderen heeft een kind positieve reacties van de omgeving nodig en is het van belang verder te kijken dan alleen het moment van het ongewenste gedrag.
Belangrijk is het om te weten dat een 4-jarige kleuter, net uit de peuterpuberteit komt waarin hij zijn eigen wil heeft ontdekt, zonder rekening te houden met anderen. In de loop van de basisschool zual het kind het vermogen ontwikkelen zich te kunnen verplaatsen in anderen.  Jonge kinderen hebben over het algemeen nog niet veel zelfbeheersing, hebben nog weinig begrip voor wat wel of niet mag, wat wel of niet pijnlijk of vervelend is voor een ander.
Een kleuter richt zich vooral nog op gehoorzaamheid en het vermijden van straf en wil de leerkracht over algemeen te vriend houden. Echter bij het verkennen van de wereld om zich heen, botsen zij vaak met de eisen en verwachtingen van de buitenwereld wat kan uitlopen in onacceptabel gedrag.
Door je als leerkracht te realiseren dat een kleuter vanuit zijn eigen behoefte en vaak impulsief handelt, kan je in gesprek gaan naar de oorzaak van het ongewenste gedrag. Probeer daarom als kleuterleerkracht het gedrag van het kind te begrijpen vanuit zijn ontwikkeling en vervolgens daarnaar handelen, opvoeden. Neem de tijd om je eigen volwassen interpretatie los te laten en neem de tijd om na te gaan hoe een kind tot  zijn impulsieve reactie kwam.
Pas aan het eind van de kleuterleeftijd gaat het geweten meer groeien en worden kinderen zich bewuster van hun eigen gedrag en dat van hun omgeving.
 
Belangrijk voor mij:
Bij het lezen van dit artikel verscheen er direct een kind op mijn netvlies. Vergeleken met een aantal groep 2 kinderen die regelmatig ongewenst gedrag vertonen maar daar op aan te spreken zijn, lijkt dit kind zich totaal niet bewust van zijn ongewenste gedrag. Ook mijn uitleg dat het gedrag niet kan en waarom niet, lijkt niet aan te komen bij het kind. Na het lezen van dit artikel, realiseer ik mij dat dit kind, ondanks zijn lengte en stoere houding, een erg jonge kleuter is. Niet alleen in jaren, maar waarschijnlijk ook in neurale gedragsontwikkeling. Dit artikel motiveert mij om nog meer van uit de kleuterontwikkeling  het kind te begeleiden en in gesprek te blijven met de ouders om  hem op een positieve manier te blijven corrigeren en stimuleren.





 

“Angst in de klas – Angstige kinderen helpen”

 
 
Uit: HJK september 2013
 
Een artikel over het onderscheiden van angstproblemen en hoe je kinderen hierbij kunt helpen
 
Waar gaat het artikel over:
Angststoornissen kunnen een grote impact hebben op het leven van kinderen en hun familie. Kinderen doorlopen vaak  een vast verloop van ontwikkelingsangsten. Deze angsten lijken kinderen te beschermen wanneer zij geconfronteerd worden met onbekende factoren, zoals onbekende mensen.  Zodra ze de vaardigheden hebben ontwikkeld om onbekende factoren te begrijpen er ermee om leren gaan, verdwijnt de angst vanzelf. Bij enkele kinderen gebeurt dat echter niet en worden de angsten zo ernstig dat zij het kind belemmeren dingen te doen die het graag zou willen, en belemmert het sociale en emotionele functioneren. Angststoornissen behoren volgens dit artikel  tot de meest voorkomende psychische stoornissen bij jonge kinderen en kunnen een grote negatieve invloed hebben op het dagelijks leven van deze kinderen. Een mogelijke verklaring voor het feit dat maar weinig jonge kinderen gediagnosticeerd en behandeld worden voor angststoornissen is dat de problemen niet als heel problematisch worden gezien en doordat deze kind angstige kinderen vaak rustig en teruggetrokken zijn. Hoewel de kinderen niet opvallen, is het wel van belang de problemen al op jonge leeftijd aan te pakken, zodat er gebruik gemaakt kan worden van preventie en vroege interventie om de stoornissen te voorkomen en de gevolgen te minimaliseren. Een angstig kind kan dit op verschillende manieren uiten. De een is stil, verdrietig, huilt, heeft buik- of hoofdpijn. De ander is boos, gefrustreerd, agressief  en zoekt ruzie. Door de ervaring en de mogelijkheid kinderen te kunnen vergelijken met leeftijdgenoten, kunnen leerkrachten vaak inschatten welke angsten de ontwikkeling van kinderen belemmeren en welke normale ontwikkelingsangsten zijn. Het is belangrijk dat je als leerkracht bij vermoedens van belemmerende angststoornissen goed communiceert met de ouders. Wanneer je een belemmerende angststoornis vermoed, kun je een verwijzing doen naar de huisarts, JGZ-verpleegkundige of schoolmaatschappelijk werk.
Als leerkracht kun je een aantal dingen doen om beter met angst i d e klas om te gaan, waar bij je moet letten op: - geef niet toe aan de angst, vermijd de situatie niet, maar treedt het stapsgewijs tegemoet / probeer niet over te beschermen, dat kan bevestigend werken / Voer geen gesprek op het moment dat een kind heel erg bang is – laat eerst de angst minder worden / geef ouders niet de indruk dat het vanzelf overgaat / overwinnen van angsten is een proces van goede en slechte dagen.
Wel doen: neem angst serieus / creeëer een veilige en vertrouwde sfeer, waarin je over angst kan praten / maak het bespreekbaar in de klas door bijvoorbeeld erover voor te lezen / geef positieve bevestiging en succeservaringen / probeer eigen angsten niet over te dragen: “kijk uit” of “pas op” / zorg ervoor dat een kind dingen gaat doen en ondernemen ipv piekeren.

Belangrijk voor mij:
In mijn klas zit een kind wat angstig is, voor verklede mensen, voor de wind nadat ze een keer omgeblazen is etc. en dan ook gelijk ERG angstig. Met behulp van de tips en achtergronden in dit artikel, hoop ik dit kind op een goede manier te kunnen begeleiden voor het heel ernstig wordt.





 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten